- afzonderlijk
- {{afzonderlijk}}{{/term}}I 〈bijvoeglijk naamwoord〉1 [op zichzelf staande/beschouwd] separate ⇒ individual, single2 [niet gezamenlijk gedaan/geuit] private♦voorbeelden:1 de keuze wordt aan ieder afzonderlijk kind overgelaten • the choice is left to each individual child2 afzonderlijk onderwijs • private teachingII 〈bijwoord〉1 [alleen] apart ⇒ separately, singly, individually♦voorbeelden:1 (met) iemand afzonderlijk spreken • speak to someone individually/privatelyde kleintjes zitten afzonderlijk • the little ones are sitting apart/on their own
Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels. 2015.